s
%Als Thomascantor in Leipzig schreef Johann Sebastian Bach (1685-1750) verschillende prachtige kerstcantates. Geen enkele ervan kan op tegen de populariteit van het Weihnachts-Oratorium uit 1734-35. De redenen hiervoor liggen voor de hand. De zes delen van het werk vormen niet alleen een sterke, vooraf geconcipieerde muzikale eenheid als oratorium. Door zich tekstueel volledig te concentreren op de kerstvertelling – met inzet van een evangelist-verteller – is ook de dramatische spankracht verzekerd. Toch ging Bach, naar latere esthetische normen, eerder onorthodox te werk door in het Weihnachts-Oratorium heel wat eigen muziek te parodiëren. Profane koren en aria’s uit verjaardagscantates voor de koninklijke familie van Saksen worden schaamteloos herbruikt ter ere van het geboortefeest van Christus, de hemelkoning! Dat deze manier van werken en de inwisselbaarheid van religieuze en wereldlijke muziek haaks stond op het romantische ideaal van de scheppende kunstenaar is duidelijk. In Bachs pragmatische ogen was het echter een volstrekt logische zaak waardoor hij niet alleen tijd bespaarde, maar zijn composities ook een nieuwe uitvoeringskans gaf. Soli Deo Gloria?%